De sponsoring van de bij de Museumvereniging aangesloten musea bedroeg in 2021 22 miljoen euro. Dat is 7% van de eigen inkomsten. Dat blijkt uit de Museumcijfers over 2021, de jaarlijkse publicatie van de Museumvereniging die vandaag is verschenen. Deze publicatie bevat de belangrijkste cijfers van musea over het afgelopen jaar.
De 22 miljoen euro is 2 miljoen euro meer sponsorinkomsten dan in 2020, maar wel 3 miljoen minder dan de 25 miljoen euro in 2019. De totale omzet van musea bedraagt in 2021 1,049 miljard euro. Vergeleken met 2020 is de omzet met 72 miljoen euro (7,4%) gestegen. De omzet ligt in 2021 nog 15 miljoen euro onder het niveau van 2019. Door de coronacrisis dragen de eigen inkomsten in 2021 slechts 30% bij aan de omzet. In 2019 was dat nog 50%.
De coronasteun is in 2021 goed voor 14% van de omzet van musea. Het grootste deel van de coronasteun (86%) komt voor rekening van het Rijk. De gemeenten geven slechts beperkte coronasteun aan musea (9% van het totaal) hoewel zij hoofdfinancier zijn van bijna de helft van de musea. Naast de eigen inkomsten en de coronasteun zijn de subsidies van het Rijk, de gemeenten, de provincies en de publieke fondsen (inclusief Europa) goed voor de resterende 57% van de omzet. In 2015 was dat 54%.
Uit de cijfers blijkt dat musea in 2021 flink hebben moeten schrappen in hun activiteiten voor het publiek, wat terug te zien is in het aantal tijdelijke tentoonstellingen. Dat nam met 37% af ten opzichte van 2019. De bezuinigingen hebben tot gevolg dat het aanbod verschraalt en daarmee de bezoekers wegblijven met een neerwaartse spiraal tot gevolg. Daarbovenop komen de stijgende kosten voor energie en materialen voor tentoonstellingen, die voor de meeste musea niet meer op te brengen zijn. Als er meer tijdelijke tentoonstellingen zijn, hebben mensen vaker een aanleiding om naar een museum te gaan, en nemen de inkomsten van musea toe. De kosten gaan daarbij voor de baat uit.
De inkomsten uit entreegelden waren 150 miljoen euro lager dan in 2019. Het totaal van eigen inkomsten ging van 536 miljoen euro in 2019 naar 310 miljoen euro in 2021. Die derving aan entreegelden werd opgevangen door een combinatie van noodsteun en door hogere inkomsten uit vooral private fondsen, horeca, en overige activiteiten, zoals evenementen en zaalverhuur. Het gevolg is in totaal 43% van de musea het jaar met rode cijfers hebben afgesloten. Vooral kleinere musea, gemeentelijke musea en particuliere musea hadden het zwaar. Deze categorieën werden ook in 2020 het hardst getroffen en zijn inmiddels door alle reserves heen.
De meeste noodsteun voor musea kwam van de rijksoverheid: 121 miljoen euro. Dat bestond uit een combinatie van NOW, TVL, en steun specifiek voor cultuur. Gemeenten sprongen bij met 13 miljoen euro, in 2020 was dit 12 miljoen euro. Dit is opvallend, want maar liefst 49% van de musea heeft de gemeente als hoofdfinancier. Bovendien heeft het Rijk in 2020 en 2021 in totaal 410 miljoen euro aan gemeenten overgemaakt, ten behoeve van de lokale cultuur. Die bedragen waren echter niet geoormerkt en zijn dus niet overal voldoende ten goede gekomen aan musea of zijn nog niet uitgekeerd. De Museumvereniging roept daarom alle gemeenten op achter hun musea te gaan staan en ze de steun te geven die ze nodig hebben.
De Museumvereniging waarschuwt in zijn cijfers voor een dreigende verschraling van de museale sector. In 2021 hadden musea nog minder bezoeken dan een jaar eerder: het aantal bezoeken daalde van 13,2 naar 11,8 miljoen, tegen 32,6 miljoen in 2019. Het aantal tijdelijke tentoonstellingen nam met een daling van 37% af. Gecombineerd met de noodsteun voor lokale cultuur die niet voldoende ten goede kwam aan musea, maakt dit het voor voornamelijk gemeentelijke musea moelijker om te kunnen investeren. Verschraling met gevolgen voor de lange termijn dreigt.
Door lagere inkomsten is het moeilijker voor musea nieuwe tentoonstellingen en evenementen te organiseren. De prognose voor 2022 is dat musea in het ongunstigste geval 18,2 miljoen bezoeken zullen hebben, en in het gunstigste 23,8 miljoen. Dat is (ruimschoots) een derde lager dan in 2019; in het ongunstigste geval zelfs bijna een halvering.